Elke roeier herkent het wel; van die momenten dat roeien het fijnste is dat er bestaat. Een zondagmiddag, windstil. Een vlakke Maas, een klein zonnetje. Mooie vergezichten over het Grindgat en de Pietersberg, het mechanische ritme van de slidings, bladen en dollen; klik – klak – woooosh – pats - klak. Het water dat je onder de boot door hoort kabbelen, alleen overstemd door een enkele opgeschrikte watervogel op zijn tijd.
Hoe anders is het als we afgelopen zondag aan het vlot in Delft klaarliggen om op te roeien richting Overschie, waar de start van de Winterwedstrijden is. Terwijl Hans Kroon vanonder zijn regenpak de wind probeert te overstemmen met nog wat laatste technische aanwijzingen, zetten we uit tegen het vlot, om meteen weer teruggeblazen te worden. Na nog twee pogingen en een beetje hulp van Hans zijn we dan toch vertrokken.
Dit gaat geen gezellig potje roeien worden.
Het is een goeie 6 kilometer oproeien naar de start, en alleen dat al is bijna een uitdaging in onze tweezonder. De Delftse Schie waar we op roeien, ligt hoog boven op het verder open landschap en heeft lage kades, waardoor de wind vrij spel heeft op ons Chinees stukje plastic. Door de striemende wind en regen is alle kleding vrij snel doorweekt, en is het lastig om de spieren goed op te warmen.
Om onze progressie te meten en ons te kunnen meten aan de concurrentie zoeken we in aanloop naar de Tweehead (24 maart a.s.) de wedstrijden op met een groter veld met tweezonders. Zo startten we in november al de Hel van het Noorden, waar het stùkken beter weer was, en we met de 2de tijd (achter 2 ploegen met oud-olympiërs en oud-oude-vier roeiers) neer wisten te zetten en daarmee 3de werden. Dit is onze laatste race in voorprogramma.
En zo liggen we nu klaar om 5 kilometer terug naar Delft te roeien. Doorweekt en letterlijk rillend van de kou liggen we opgelijnd in de stromende regen te wachten tot we op mogen roeien naar de start. Om ons heen serieuze blikken van jongens die vijftien jaar jonger en dubbel zo breed zijn als wij. Omdat er geen veteranenveld is, starten we in het gevorderden (in ‘onze’ tijd heette dat overgangs) veld, dus tussen de ouderejaars zware wedstrijdroeiers. We hebben niet de illusie dat we hier als oud lichte pik en compo-roeier blik gaan trekken. Alles geven, en kijken hoe we meekomen in dit veld. Niet als laatste eindigen, is al een mooi doel.
Als we dan eindelijk richting voorstart mogen oproeien, maakt de kou in het lichaam langzaam maar zeker plaats voor adrenaline en gretigheid. En hoewel we het liefst zo hard mogelijk weg zouden willen stampen zodra we “MWC… Door!” horen, houden we ons in en geheel volgens het door Hans voorgestelde race-plan bouwen we gecontroleerd op. We starten tussen twee ploegen van Phocas uit Nijmegen, en de Phocas ploeg die (vlak) na ons start heeft duidelijk een heel ander race-plan; zo snel mogelijk over MWC heen! Dat lukt. Ze komen vrijwel meteen met krachtige halen voorbij stomen waarbij ze onze boot bijna aan bakboordzijde het kanaal uitduwen. Het blijkt echter jeugdige overmoed, want als ze eenmaal voorbij ons zijn, lukt het ze nauwelijks om van ons weg te komen.
Het kanaal is breed, en het veld blijft in eerste instantie redelijk dicht bij elkaar. Met z’n allen ploeteren we door de golven en worden we opzij geblazen door windvlagen. Zoals de commentator terecht opmerkt: “Het is niet gemakkelijk in de tweezonder”. Het is beuken geblazen met deze wind. Duwen duwen duwen, terwijl vanuit je ooghoeken de tegenstanders op ziet komen doemen vanuit het grote grijze vlak waar het roeiwater bijna onzichtbaar overgaat in de grijze lucht.
Vanaf de kant levert dat vooral heel veel grijze plaatjes op, zoals bij de doorkomst van het veld na 2 kilometer. Na een kilometer of 3,5 komt Okeanos in zicht om ons voorbij te schuiven. We houden sportief stuurboordwal, maar gaan het ze niet gemakkelijk maken. Gecontroleerd blijven roeien is niet de gemakkelijkste opgave terwijl je twee bede gasten naast je voorbij ziet timmeren. Als het ze uiteindelijk lukt om voor onze boot te raken, sturen ze ‘m recht voor onze boeg, waardoor onze boten nodeloos dicht bij elkaar komen. Op het water worden er wat hoffelijkheden uitgewisseld tussen beide ploegen, terwijl Hans op de kant de coach van Okeanos de tip geeft de roeiers eens te leren sturen…
Uiteindelijk varen we de 5 kilometer zonder aanvaringen en in een strakke lijn uit. En hoewel we met bebloede handen over de finish komen en we echt niet hebben ingehouden, komen we vooral over de finish met een gevoel dat er eigenlijk meer in zat.
Dat we hier eigenlijk niet thuishoren blijkt ook uit het commentaar tijdens de livestream als we met 21 minuten en 42 seconden op de klok over de finish komen: “Kijk, en hier komen de tweezonders binnen. De tweezonder van.. eeeh… … Ja, ik weet niet precies wie dat waren”.
Onze rood-blauwe bladen worden in de roeiwereld niet herkend, en erg veel indruk hebben we vandaag ook niet gemaakt om daar verandering in te brengen. En dat is ook wel terecht. Met onze tijd worden we 9e van de 10 deelnemers in ons veld. Daarmee hebben we onze missie volbracht, maar gaan we niet met een goed gevoel naar huis. We weten dat we technisch beter kunnen, en we hebben niet al ons vermogen kunnen leveren door het niet optimaal gebruiken van onze technische kunnen. Maar onze coach heeft tijdens deze ‘oefening’ wel een beeld kunnen vormen van onze verbeterpunten, en laten we maar zeggen dat dit onze grote winst is op deze doorregende zondagmiddag.
Nog een paar weken tot de Tweehead en we hebben een hoop om aan te werken… een roeier is immers nooit volleerd!
Chris van Oostrum & Luc Timmermans